- Toon relaties in LiDO
- juridische informatie weergeven
- vergelijken met andere versie
- print controle gedeelte
- besturingscomponent opslaan
Regulatie
Met ingang van 1 januari 2018 is de pensioenrichtleeftijdArtikel 18a lid 6 Wet LBDeze is verhoogd naar 68 jaar (zie artikel II, onderdeel B, van het Besluit van 21 december 2016, waarbij bepaalde wetten worden gewijzigd en besluiten worden geïmplementeerd op fiscaal gebied (Stb. 2016, 549)). In pensioenregelingen kan worden uitgegaan van een pensioenrekenleeftijd onder de wettelijke pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Wel geldt de voorwaarde dat het bedrag van de pensioenopbouw niet hoger is dan het maximaal belastbaar pensioen herberekend op de laagste pensioenberekeningsleeftijd volgens algemeen aanvaarde actuariële beginselen en gaat in de eerste maand in dat de persoon 68 dagen oud is (zie vraag en antwoord 17-012 op www.belastingdienstpensioensite.nl). Dit betekent dat als de pensioenrekenleeftijd lager is, er jaarlijks een percentage van de dienstopbouw moet worden gehanteerd dat lager is dan het wettelijk vastgestelde maximumpercentage van de opbouw. Indien de vanaf 1 januari 2018 opgebouwde pensioenen de wettelijke pensioenrichtleeftijd van 68 jaar niet volledig bereiken, voldoet de pensioenregeling niet meer aan de op dat moment geldende wettelijke voorwaarden.
In de praktijk wordt echter verwacht dat bestaande pensioenregelingen niet direct hoeven te worden aangepast aan de verhoogde pensioenleeftijd vanaf 1 januari 2018, zolang de totale omvang van de regeling om kostenredenen belastingplichtig blijft. Hieronder verwijs ik naar de bestaande pensioenregeling per 31 december 2017 vanwege de verhoging van de normale pensioenleeftijd naar 68 jaar vanaf 1 januari 2018, in lijn met deHoofdstuk IIB LB-methode, als pensioenregeling onder bepaalde voorwaarden.
Voornoemde afwijking hoeft namelijk niet noodzakelijkerwijs bezwaar te zijn als er sprake is van een fiscaal verschil in de vorm van een eigen risico boven het wettelijk minimum eigen risico voor andere onderdelen van de pensioenregeling. Overschrijding van het opbouwpercentage en lagere pensioenleeftijd mogen echter niet opwegen tegen het belang van een hoger eigen risico dan het wettelijk vereiste minimum eigen risico.
clave
met de appArtikel 19d Wet LBOnder de volgende voorwaarden wijs ik bovenstaande plannen aan als pensioenplannen waarop na verhoging van de pensioenrichtleeftijd een hoger opbouwpercentage wordt toegepast dan het wettelijk maximum.
situatie
Op deze naam zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
1.
-
A.Pensioenregelingen hanteren eigen risico's die hoger zijn dan het vereiste minimumArtikel 18a lid 7 Wet LBOKArtikel 10aa UBLBDeze superieure toelage compenseert volledig de overschrijding van het frameHoofdstuk IIB LB-methodeDit komt doordat de pensioenopbouw volgens de regeling niet voldoende wordt aangepast om de pensioenrichtleeftijd te verhogen naar 68 jaar (zie voorbeeld I); of:
-
B.De pensioenregeling is van toepassing op verlagingen van de pensioengrondslag. De verlaging van het opgebouwde pensioeninkomen compenseert ruimschootsHoofdstuk IIB LB-methodeDit komt doordat de pensioenopbouw volgens de regeling niet voldoende is aangepast om de pensioenrichtleeftijd te verhogen naar 68 jaar. Voor toepassing van de verlaagde pensioengrondslag kan de oorspronkelijke pensioengrondslag vóór de verlaging worden gebaseerd op de grootst mogelijke grondslag volgens de LB-methode van hoofdstuk IIB (zie voorbeeld II).
-
-
2.Deze pensioenregeling voldoet aan de volgende definitie van een pensioenregelingnat pondPer 1 januari 2018 hanteert de regeling ook een maximum percentage jaaropbouw of gedeclareerde premieHoofdstuk IIB LB-methode, per 31 december 2017.
voorbeeld
verhoging van de franchise
Per 1 januari 2018 is het maximale loonverdienpercentage voor het middelloonstelsel 1,875% en de pensioenrichtleeftijd 68 jaar. In Q&A 17-012 hierboven heeft het centraal aanspreekpunt voor pensioenen aangegeven dat als per 1 januari 2018 in de pensioenregeling een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar wordt gehanteerd, de pensioenopbouw van pensionering kan worden gebaseerd op het hoogste opbouwpercentage dat 1.738. % (eerste kolom van tabel 1, het nabestaandenpensioen is niet herberekend). Dit percentage wordt bepaald volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij het maximaal belastbaar pensioen wordt herberekend vanaf de eerste dag van de maand op 68-jarige leeftijd naar de laagste pensioenrichtleeftijd.
Met ingang van 1 januari 2018 mogen pensioenregelingen die blijven werken met het pensioenrekenquote van 1,875% voor kinderen jonger dan 68 jaar, het eigen risico compenseren en verhogen voor het deel dat boven het maximale actuariële herrekenquote volgens V&A 17-012 uitkomt. Bij een pensioenregeling op basis van een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar is het eigen risico 0,137 procentpunt. Hoe hoger het pensioengevend salaris, hoe groter de inhouding moet zijn om de te hoge pensioenopbouw van 0,137 procentpunt te compenseren. Hieronder ziet u een voorbeeld van hoe u dit kunt bereiken:
-
1.De factor wordt bepaald door het herberekende opbouwpercentage op de lagere pensioenrekenleeftijd van 1,738% te delen door het belastbare maximale opbouwpercentage van 1,875% op de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Deze coëfficiënt is 0,9269.
-
2.De maximale pensioengrondslag wordt berekend over een pensioengevend salaris van € 20.000. Uitgaande van een wettelijk aftrekbaar middelloonsysteem is de AOW in 2018 minimaal € 13.200. Voor 2018 is de maximale pensioengrondslag € 20.000 – € 13.200 = € 6.800.
-
3.Het verhoogde eigen risico voor 2018 wordt berekend door in stap 2 € 20.000 af te trekken van de pensioengrondslag na correctie met de factor uit stap 1.
In cijfers dus: 20.000 EUR – (6.800 EUR * 0,9269) = 13.697 EUR. Het is dus een verhoogde franchise voor het pensioengevend loon van € 20.000.
Como-cheque: 1,875% van (20.000 EUR – 13.697 EUR) = 118,18 EUR.
De opbouw van het pensioen bij toepassing van het actuarieel herberekende opbouwpercentage in Vraag en Antwoord 17-012 is: 1,738% van (€ 20.000 – € 13.200) = € 118,18.
(Let op: In de berekening is een fictief eigen risico voor 2018 gebruikt.)
Een andere mogelijkheid is om een vaste franchise af te spreken. Deze kan zodanig worden ingesteld dat alle eigen risico's worden vergoed. Als de verhoogde franchise wordt berekend op basis van het maximale pensioensalarisartikel 18ga Wet LBof de ondergrens van de in de pensioenregeling opgenomen pensioengevende salarissen. Het is dan niet altijd nodig om met verschillende pensioengrondslagen te rekenen.
II Verlaagde pensioengrondslag
Een andere mogelijkheid is om het opgebouwde pensioeninkomen te verlagen. Met ingang van 2018 is de pensioenrichtleeftijd 68 jaar met een maximum pensioenopbouwpercentage van 1,875% over middelloonregelingen. Indien in de pensioenregeling per 1 januari 2018 de pensioenrekenleeftijd van 67 jaar wordt gehanteerd, kan volgens Q&R 17-012 worden aangenomen dat het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in het middelloon van de regeling 1,738% bedraagt ( Tabel 1, eerste kolom, nabestaandenuitkeringen worden niet herberekend). In dit geval is 1,875% van het gecorrigeerde pensioengevend inkomen gelijk aan 1,738% van het ongecorrigeerde pensioengevend inkomen door het opgebouwde pensioengevend inkomen te vermenigvuldigen met de factor 1,738/1,875.
Numeriek:
[(EUR 20.000 – EUR 13.200) * 1.738/1.875] * 1.875% = EUR 118,18
Dit resultaat is gelijk aan (€ 20.000 – € 13.200) * 1,738% = € 118,18
(Let op: In de berekening is een fictief eigen risico voor 2018 gebruikt.)
Bij toepassing van een opbouwpercentage van 1,657% en een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in het definitieve beloningssysteem moet een correctiefactor van 1,535/1,657 worden toegepast. Conform P&R 17-012 is per 1 januari 2018 de pensioenrekenleeftijd 67 jaar en is het maximale opbouwpercentage voor de actuariële herberekening gehanteerd in het definitieve salarisrooster 1,535%.
De opbouwpercentages in Vraag en Antwoord 17-012 zijn in de vorige twee voorbeelden gebruikt als leidraad voor algemene toepassing. Dit kan in individuele gevallen verschillen. Hiervoor moet worden verantwoord dat in dat geval een ander actuarieel herberekend opbouwpercentage moet worden toegepast.